Maleborduurstraat 9, Wijk bij Duurstede

De eerste keer dat we een vermelding van dit huis tegenkomen, is in 1498 wanneer Dirc van Noord een rente bij het kapittel op dit huis vestigt. In 1519 heeft Henrick Claes een rente op dit huis gekregen. Dit staat vermeld bij een akte van 1534. Enkele personen van de familie Kerskorff, die in Canterbury wonen, hebben een zaak met Jacob Aertsz van Hessen, borger te Wyck. Van de laatste wordt een huis verkocht in de Mopperduysstraet. Voor schout en schepenen komen 'Cornelis Jacobsz. borger tUtrecht, Claes Uyten Enghe, weert inde Croen te Wyck; Henricgen Henrick Claessoens wedue en Claesgen Frederick Aerts wedue' als opposanten. Waarschijnlijk is het huis nu in handen gekomen van Claesgen Frederick Aerts weduwe, want de volgende vermelding is in 1548 wanneer Claesgen Dircksdr., weduwe van Frederick Aerts van Hessen, het huis verkoopt aan priester en pastoor Willem Buijs Ottens, die in 1551 er nog een hypotheek op neemt. In 1562 blijkt dat Willem Buijs overleden is en dat zijn huis verkocht mag worden. Vanaf 1568 wordt Valck Jacobs Verbeeck als eigenaar of bewoner vermeld, de laatste keer in 1589 en vanaf 1591 tot 1603 zijn weduwe Anthonia Cornelis van Driel. Een jaar later vinden we Gerrit Janss van Driell als nazaat van weduwe van Valck Jacobs. Het huwelijk van Valck en Anthonia is waarschijnlijk kinderloos gebleven. In een van haar testamenten benoemt ze o.a. de met name genoemde kinderen van haar overleden broer Jan als erfgenamen. Gerrit is een van deze kinderen. Hij komt voor tot 1617. In 1612 staat echter Gerrit Fock in de lijst van het kleppergeld genoemd. Deze zal zeker identiek zijn aan Gerrit Jansz van Driell. Gerrit Fock is in 1621 of 1622 overleden maar het huis blijft nog lang op de naam van zijn erfgenamen staan.

In 1650 verkopen de erfgenamen van Gerrit Jansz dit huis aan de uit Haarlem afkomstige hovenier Peter Gerrits van Welhuijsen, vlak voor hij een tweede huwelijk, met Jannigje Willems van Broeckhuysen weduwe van Joost Gijsberts, aangaat. Zijn eerste huwelijk was in 1641, met Mayke Gijsberts, en hij wordt burger in 1642. Deze Peter houdt het huis bijna een halve eeuw in bezit. Pas in 1698 verkoopt een deurwaarder - Peter wordt als vorige eigenaar vermeld - het huis aan klompenmaker Jan Spee. Het blijft daarna ook weer lang in bezit van de familie Spee. Na Jan gaat het over op zijn zoon Jacob en diens weduwe verkoopt het bij publieke verkoop wegens achterstallige betalingen in 1760 aan neef Glaudi Spee.

Glaudi blijft echter niet lang eigenaar. In 1764 verkoopt hij het - eveneens bij publieke verkoop wegens achterstallige betalingen - aan Abraham van Vulpen. Omdat Abraham in 1756 al het naastliggende pand gekocht had, het huidige nummer 11, heeft hij beide huizen nu in bezit. Hij vermaakt de huizen aan zijn zoons Gerrit en Evert en in 1792 wordt Gerrit bij boedelscheiding de eigenaar. In 1807 verkoopt deze laatste beide huizen aan de in 1806 getrouwde Casper Albertus van den Berg, die eerst verver en later kastelein is. In 1812 is Casper nog eigenaar maar hij zal in elk geval voor 1817 het huis hebben overgedaan. Dan woont hij in Tiel. In 1832 staat Anthonie Blaas als eigenaar vermeld, maar in 1830 woont hij er al met zijn moeder en zusje.

In 1859 is hij overleden. Daarna komt, mogelijk in 1843, Johanna Straver met haar eerste man, melkverkoper Cornelis Huijden, en later met haar tweede man, landbouwer Pontiaan van Amerongen. En vanaf 1890 treffen we Cornelis van Leersum aan als eigenaar.

Op 19 december 1981 wordt café Ome Ko geopend met als eigenaar Ton van Haarlem.

Zowel De Wijksche Courant als Het Trefpunt hebben hier een heel artikel met foto aan gewijd. Grappig genoeg de ene met een foto van de oude situatie en de andere met een van de nieuwe.



© 2024 Ewab-applications, Hilversum

Bekijk hier de gedetailleerde bronbeschrijvingen betreffende dit huis.
  

 

Beeldbank RHC Zuidoost Utrecht
Foto uit ca. 1970

Uit: Trefpunt
Foto van voor de verbouwing

Uit: Trefpunt
Foto van na de verbouwing





© 2017-2024 Ewab-applications, Hilversum